tijdstip
- tijd·stip
- samenstelling van tijd en stip
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tijdstip | tijdstippen |
verkleinwoord | - | - |
het tijdstip o
- een punt in de tijd
- Op dat tijdstip lag ik nog lekker te slapen.
1. een punt in de tijd
- Het woord tijdstip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tijdstip" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be