bewijs komt van de bodem
van de Noordzee
Sabeltandtijger leefde in
Europa nog in het
Laat-Pleistoceen
DICK MOL *
De sabeltandtijger (Homotherium latidens) leefde in Noordwest Europa nog tot ver in het Laat-Pleistoceen.
Een vondst van een onderkaak van deze tot de verbeelding sprekende diersoort van de bodem van de
Noordzee bewijst dat. Eind maart 2003 is in het gerenommeerde tijdschrift Journal of Vertebrate
Paleontology (jaargang 23, aflevering 1, pp. 260-262) een artikel verschenen waarin deze opzienbarende
vondst bekend gemaakt wordt. Onder de titel "Late Pleistocene Survival of the Saber-Toothed Cat
Homotherium in Northwestern Europe" publiceren Jelle W.F. Reumer, Lorenzo Rook, Klaas van der Borg,
Klaas Post, Dick Mol en John de Vos deze onderkaak, die momenteel in het Natuurmuseum Rotterdam te
zien is.
ONDERKAAK VAN
HOMOTHERIUM LATIDENS
OPGEVIST UIT DE
NOORDZEE; COLLECTIE
NATUURMUSEUM
ROTTERDAM, NMR 999101695. A BINNENZIJDE
(TONGZIJDE), B BUITENZIJDE (WANGZIJDE).
Straatgras
15 - [1/2]- 2003
[FOTO: JAAP VAN LEEUWEN]
9
*[Dick Mol is honorair onderzoeksmedewerker van het Natuurmuseum Rotterdam; e-mail
[email protected]]
SABELTANDTIJGER
JAAGT
OP JONGE MAMMOET.
[RECONSTRUCTIE:
HANS BRINKERINK]
Straatgras
15 - [1/2]- 2003
Fossiele overblijfselen van de sabeltandtijger uit Europa en Azië
behoren tot de grote zeldzaamheden. Losse vondsten, vaak de delen
van de indrukwekkende boven- en
of onderkaak, worden doorgaans
snel gepubliceerd. Tot voor kort
was de sabeltandtijger Homotherium latidens alleen bekend uit het
Vroeg- en het Midden-Pleistoceen.
De jongste fossiele resten zijn
bekend uit Artenac in Frankrijk
(circa 400.000 jaar oud) en uit
Steinheim an der Murr in Duitsland (circa 300.000 jaar oud). Uit
Noord-Amerika zijn wel twee
sabeltandtijgersoorten bekend die
tot aan het einde van het
Pleistoceen, circa 10.000 voor
heden nog voorkwamen.
Wereldvermaard zijn de vele duizende resten van de grote Smilodon
fatalis die gevonden zijn in de teerputten van Rancho La Brea bij Los
Angeles (Californië). Zeker zo
indrukwekkend zijn de skeletten
van Homotherium serum, gevonden
in een grot in Texas. Maar zulke
jonge vondsten waren uit de Oude
Wereld nog onbekend.
10
Noordzee
Op 16 maart 2000 troffen Urker
vissers beenderen aan in hun netten. Ze waren op dat moment aan
het boomkorren ten zuidwesten
van de Bruine Bank, in het midden
van de zuidelijke bocht van de
Noordzee tussen Engeland en
Nederland. Dat zij behalve platvissen ook fossiele beenderen van
mammoeten, neushoorns, bizons,
paarden en leeuwen aan dek krijgen is heel normaal. Al zeker sinds
1874 worden er botten opgevist.
De opgeviste beenderen worden
netjes in een kist bewaard en zijn
bestemd voor Klaas Post in Urk,
bekend vanwege zijn belangstelling
voor fossielen, zijn indrukwekkende collectie mariene zoogdierfossielen en zijn deskundigheid. Niet
voor niets is hij als honorair onderzoeker verbonden aan het Natuurmuseum Rotterdam.
Op een avond, kort nadat de kist
met beenderen door zijn plaatsgenoten bij hem is afgeleverd, ontdekte Klaas Post een opvallende
onderkaak tussen de andere botten.
Er zijn nog enkele gebitselementen
in de kaak aanwezig. De kaak
wordt in het Natuurmuseum door
een aantal deskundigen bekeken en
vergeleken met kaken van andere
grote katachtigen. Het wordt snel
duidelijk: dit kan niets anders zijn
dan een kaak van Homotherium.
Wat echter direct opvalt is dat de
kaak nauwelijks gefossiliseerd - en
dus jong - is en dat is vreemd: de
sabeltandtijger is weliswaar uit
Nederlandse bodem (en de
Noordzee) bekend, maar dan
alleen uit het Vroeg- en het vroege
Midden-Pleistoceen (onder andere
Oosterschelde en van de locatie
Het Gat, ook in de omgeving van
de Bruine Bank). Die spaarzame
oude fossiele resten zijn zwaar versteend, in tegenstelling tot de
fraaie kaak met gebitselementen.
De fossilisatiegraad van de nieuwe
kaak komt overeen met die van
resten uit hetzelfde vondstgebied
van Laat Pleistocene wolharige
mammoeten, wolharige neushoorns, rendieren, etcetera. Dat
zou dan betekenen dat de kaak ook
een Laat-Pleistocene ouderdom
zou hebben.
28.000 jaar
Er werd besloten om een 14C datering te laten uitvoeren aan de
Universiteit van Utrecht (bij de
faculteit Natuur- en Sterrenkunde,
het R.J. van de Graaff Laboratorium). Als de uitkomsten van de
dateringen inderdaad in het LaatPleistoceen zouden vallen, dan zou
dat de eerste vondst van een zo
jonge sabeltandtijger zijn. En
inderdaad: de uitkomsten zijn verbluffend en worden voor de zekerheid nog enkele malen herhaald. In
totaal zijn er zes dateringen uitgevoerd aan vier verschillende monsters uit kaak en kieswortel en allemaal geven ze een Laat-Pleistocene
ouderdom, gemiddeld circa 28.000
jaar voor heden. Dat betekent dat
de verspreidingsduur van de sabeltandtijger in Noordwest Europa
met ruim 270.000 jaar verlengd is.
Er is natuurlijk uitgebreid onderzoek verricht door de in de inlei-
Tentoon
De kaak van Homotherium latidens
is opgenomen in de collectie van
het Natuurmuseum Rotterdam
(catalogusnummer NMR 999901695). Het betreft een rechter
kaakhelft met de gebitselementen
(premolaren) p3 en p4. De incisiven (snijtanden) i1 - i3, de canine
(de hoektand) en (de eerste ware
molaar) m1 zijn verloren gegaan,
vermoedelijk tijdens het opvissen
van de kaak. In verband met het
uitkomen van de publicatie in het
Amerikaanse tijdschrift is besloten
om in het museum middels een
kleine presentatie aandacht te
schenken aan dit ijstijdzoogdier dat
voornamelijk geassocieerd wordt
met Noord-Amerika. Hans
Brinkerink (Vista Natura, Baarn) is
gevraagd een reconstructie van de
sabeltandtijger in zijn biotoop te
vervaardigen. Onder toeziend oog
van Dick Mol is hij aan de slag
gegaan en heeft een reconstructie
gemaakt van het Laat-Pleistocene
landschap met een mammoetkudde
en een sabeltandtijger. Op het
schilderij wordt een afgedwaalde
baby-mammoet door de sabeltandtijger beslopen om te worden
besprongen. Dit fraaie kunstwerk
wordt met de originele kaak en een
aantal andere sabeltandtijger-resten
in het Natuurmuseum Rotterdam
tentoongesteld, vlakbij de grote hal
met de mammoetschedel en met de
muurschildering van twee mammoeten die daar permanent te
bezichtigen zijn.[]
De kleine presentatie SABELTANDTIJGER is
nog tot en met 6 juli 2003 te zien in het
Natuurmuseum Rotterdam.
VAN SMILODON
FATALIS
ZIJN VELE DUIZENDEN
FOSSIELEN GEVONDEN IN
DE
VERENIGDE STATEN
(REPLICA VAN
SCHEDEL,
COLLECTIE
NATUURMUSEUM
ROTTERDAM).
[FOTO: JAAP VAN LEEUWEN]
15 - [1/2]- 2003
Niet serieus
Tijdens het literatuuronderzoek
stuitten de onderzoekers op een
artikel uit 1970 in het Zeitschrift
für Säugetierkunde. De Tsjechische
zoöloog V. Mazak heeft daarin een
sculptuur gepubliceerd waarin hij
de kop van een sabeltandtijger
meende te herkennen. Het betrof
een stenen beeldje dat gevonden
was in een grot te Isturitz in de
Pyreneeën, zuidwest Frankrijk. De
leeftijd van dit beeldje zou volgens
Mazak in het zogenoemde Aurignacien geplaatst moeten worden,
circa 35.000 - 30.000 jaar geleden.
Echt serieus is Mazak’s rapportage
nooit genomen. Hij werd nauwelijks of niet geciteerd in wetenschappelijke verhandelingen over de
sabeltandtijger! Dateren kon men
het stenen beeldje, de kop van een
sabeltandtijger voorstellende, helaas
niet. De vondst van de kaak van
Homotherium latidens van de
bodem van de Noordzee kon wel
gedateerd worden en bevestigde de
veronderstelling van Mazak dat de
sabeltandtijger wel degelijk deel
uitmaakte van de zogenoemde
Mammoet-Fauna van het LaatPleistoceen.
Van sabeltandtijgers, voorzien
van hun lange, dunne, sabelvormige hoektanden in de bovenkaak, is
bekend dat zij zich hoofdzakelijk
voedden met jonge onervaren dieren zoals bizons, paarden, mammoeten en neushoorns. Deze jonge
dieren werden aangevallen en
gedood door middel van een enorme krachtige beet in hun hals waar-
door de dieren zeer snel doodbloedden. Het hele Laat Pleistocene ecosysteem met mammoeten, neushoorns en andere grote grazers is
verdwenen. Met de mammoeten en
de neushoorns verdween ook het
voornaamste voedsel van de sabeltandtijgers. Daarom zijn ze uitgestorven.
Straatgras
ding genoemde auteurs van het
artikel in het Journal of Vertebrate
Paleontology. Diverse musea in
Europa zijn bezocht voor vergelijkend onderzoek en de literatuur
werd goed nageplozen. Alle belangrijke informatie werd in het artikel
aangeboden aan het eerder genoemde tijdschrift. Gezien de belangrijkheid van deze vondst en het feit dat
dergelijke ontdekkingen snel gaan
‘rondzoemen’ leek het verstandig
om de bijdrage van Reumer et al.
op te nemen als een zogenoemde
‘rapid communication’. Voor een
wereldwijde verspreiding van de
gegevens is gekozen voor een tijdschrift dat in relatief grote oplage
verschijnt en dat vrijwel in alle
belangrijke bibliotheken voorrradig
is.
11