flapdrol
Uiterlijk
- flap·drol
- In de betekenis van ‘stommerd’ voor het eerst aangetroffen in 1899 [1]
- samenstelling van flap en drol [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flapdrol | flapdrollen |
verkleinwoord | - | - |
- (scheldwoord) (pejoratief) vent van niets, slappeling
- Het woord flapdrol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flapdrol" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "flapdrol" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ flapdrol op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheldwoord in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %