couplet
Uiterlijk
- cou·plet
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘strofe’ voor het eerst aangetroffen in 1623 [1]
- van het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | couplet | coupletten |
verkleinwoord | coupletje | coupletjes |
het couplet o
- (muziek) elk van de gelijkvormige afdelingen waaruit een lied bestaat en die vaak door een refrein van elkaar worden gescheiden
- Het woord couplet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "couplet" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "couplet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ couplet op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Muziek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %