Naar inhoud springen

busy

Uit WikiWoordenboek
stellend vergrotend overtreffend
busy busier busiest

busy

  1. druk
    «It has been a busy day.»
    Het is een drukke dag geweest.
  2. bezig, bezet
  1. busy, Online Etymology Dictionary


busy

  1. nominatief meervoud van bus
  2. accusatief meervoud van bus
  3. vocatief meervoud van bus
  4. instrumentalis meervoud van bus