ambtsmisdrijf
Uiterlijk
- ambts·mis·drijf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambtsmisdrijf | ambtsmisdrijven |
verkleinwoord |
het ambtsmisdrijf o
- een criminele handeling die men tijdens de uitoefening van zijn ambt bedrijft
- ▸ Dan zou het uit het oogpunt van de aanklager bijna een ambtsmisdrijf zijn geweest om het geld van de belastingbetalers uit te geven aan een zinloze rechtszaak.[2]
- Het woord ambtsmisdrijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044640496