rijkdom
Uiterlijk
- rijk·dom
- van Middelnederlands rijcdoem en Oudnederlands rikduom. In de betekenis van ‘het rijk-zijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- Afgeleid van rijk met het achtervoegsel -dom.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijkdom | rijkdommen |
verkleinwoord | - | - |
- (economie) het bezitten van veel geld en goud
- Hij leefde in grote rijkdom.
- ▸ De broeders vonden het ontoelaatbaar dat ze van het toppunt van waardigheid, invloed, macht en al die rijkdom naar beneden tuimelden door de lectuur van één boekje; daarom vielen ze de auteur aan.[3]
- ▸ Het was vooral een herinnering aan al die dingen waaraan hij vermeed te denken, de laatste jaren tenminste, aan hoe makkelijk het was geweest om van armoede tot rijkdom te komen, al hield hij niet van dat woord.[4]
- het bezitten van andere waarden zoals geluk
- Hij had niet veel geld, maar beschouwde zijn gezin en zijn gezondheid als rijkdom.
- gewoonlijk meervoud de bezittingen die iemand rijk maken
- De rijkdommen die hij daar te zien kreeg, verbijsterden hem.
- overvloed
- Klein gewin brengt rijkdom in.[5] -- Kijk niet neer op kleine inkomsten
- Rijkdom en een dubbeltje kennen elkander.[6] -- Kijk niet neer op kleine inkomsten
1. het bezitten van veel geld en goud
- Het woord rijkdom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijkdom" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "rijkdom" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Juan Luis Vives“Vives groet zijn leermeester Erasmus” (13 juni 1527)
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Weblink bron Werda, C.“Nederlandsch spreekwoordenboek” (1937)
- ↑ Weblink bron Werda, C.“Nederlandsch spreekwoordenboek.” (1937)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -dom in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %