Jump to content

vruchtbaar

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From vrucht +‎ -baar.

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Adjective

[edit]

vruchtbaar (comparative vruchtbaarder, superlative vruchtbaarst)

  1. fruitful
  2. fertile

Declension

[edit]
Declension of vruchtbaar
uninflected vruchtbaar
inflected vruchtbare
comparative vruchtbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial vruchtbaar vruchtbaarder het vruchtbaarst
het vruchtbaarste
indefinite m./f. sing. vruchtbare vruchtbaardere vruchtbaarste
n. sing. vruchtbaar vruchtbaarder vruchtbaarste
plural vruchtbare vruchtbaardere vruchtbaarste
definite vruchtbare vruchtbaardere vruchtbaarste
partitive vruchtbaars vruchtbaarders

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Negerhollands: vruchtbaar