• stel·len·de trap
enkelvoud meervoud
naamwoord stellende trap -
verkleinwoord - -

stellende trap

  1. (taalkunde) de vorm die een bijvoeglijk naamwoord heeft als het niet in de vergelijkende of overtreffende trap gebruikt wordt
    • Goed is de stellende trap van beter. 


  • IPA: /ˈstɛləndə trɑp/

stellende trap

  1. stellende trap