hela
- he·la
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep om aandacht te trekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1800 [1]
hela
- een uitroep om aandacht te trekken van iemand
- Het woord hela staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hela" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "hela" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈheːlɑ/
hēla m
- he·la
Naar frequentie | 27547 |
---|
Werkwoord 1 en 2 (zie hele):
hela
- [1-2]: helet
'Werkwoord 3 (zie hele)':
hela
hela, v
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van hele
- he·la
hela
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast hele, zie aldaar
hela
hela
- gebiedende wijs van hela
hela
hela
- gebiedende wijs van hele
hela, v
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van hele