Johan III van Nassau-Siegen
Johan III van Nassau-Siegen († 18 april 1430[1]), bijgenaamd ‘de Jongere’, Duits: Johann III. ‘der Jüngere’ Graf von Nassau-Siegen (officiële titel: Graf zu Nassau, Vianden und Diez), was graaf van Nassau-Siegen,[noot 1] een deel van het graafschap Nassau. Hij stamt uit de Ottoonse Linie van het Huis Nassau. Samen met zijn broers erfde hij het graafschap Vianden, dat zo in bezit van het Huis Nassau kwam.
Johan III ‘de Jongere’ | ||
---|---|---|
Plaats uw zelfgemaakte foto hier | ||
Graaf van Nassau-Siegen | ||
Regeerperiode | 1416–1430 | |
Mederegent | Adolf I (tot 1420) Johan II ‘met de Helm’ Engelbrecht I | |
Voorganger | Johan I | |
Opvolger | Johan II ‘met de Helm’ Engelbrecht I | |
Graaf van Vianden | ||
Regeerperiode | 1417–1430 | |
Mederegent | Adolf I (tot 1420) Johan II ‘met de Helm’ Engelbrecht I | |
Voorganger | Elisabeth van Sponheim-Kreuznach | |
Opvolger | Johan II ‘met de Helm’ Engelbrecht I | |
Graaf van half Diez | ||
Regeerperiode | 1420–1430 | |
Mederegent | Johan II ‘met de Helm’ Engelbrecht I | |
Voorganger | Adolf I | |
Opvolger | Johan II ‘met de Helm’ Engelbrecht I | |
Huis | Nassau-Siegen | |
Vader | Johan I van Nassau-Siegen | |
Moeder | Margaretha van der Mark | |
Geboren | ? | |
Gestorven | 18 april 1430 | |
Religie | Katholiek | |
Wapen van de graven van Nassau, Vianden en Diez |
Biografie
bewerkenJohan was de vijfde zoon van graaf Johan I van Nassau-Siegen en Margaretha van der Mark,[2][3][4][5][6] dochter van graaf Adolf II van der Mark en Margaretha van Kleef.[2][4]
Als jongere zoon volgde Johan een kerkelijke carrière. Hij was proost van de Dom van Münster 1410–1414.[4][6]
In 1416 overleed Johans vader, vermoedelijk 77 jaar oud. Met een regeerperiode van 54 jaar was hij een van de langst regerende vorsten uit de middeleeuwen. Hij werd opgevolgd door Johan en zijn broers Adolf I, Johan II ‘met de Helm’ en Engelbrecht I. De broers regeerden het graafschap Nassau-Siegen gezamenlijk.[7] Ze waren al in 1409 een gezamenlijke voortzetting van de regering overeengekomen.[8] Gezamenlijk kochten de broers de andere helft van Siegen terug van het aartsbisdom Keulen.[7][noot 2]
In 1417 overleed Elisabeth van Sponheim-Kreuznach, gravin van Vianden, zonder nakomelingen. Johan en zijn broers waren als kleinzoons van Adelheid van Vianden de erfgenamen van Elisabeth en verkregen zodoende het graafschap Vianden en de heerlijkheden Sankt Vith, Bütgenbach, Dasburg en Grimbergen.[7] De koning der Nederlanden voert nog altijd de titels graaf van Vianden, heer van Sankt Vith, Bütgenbach en Dasburg.
Na het overlijden van de oudste broer Adolf in 1420 volgden de drie overige broers hem op, maar zij verloren de helft van het graafschap Diez,[noot 3] evenals in 1428 ¼ van Camberg.[noot 4] Het graafschap Nassau-Siegen werd door de broers verdeeld, Johan verkreeg bij deze verdeling Haiger en Siegen.[7]
Johan kreeg op 4 april 1418 van rooms-koning Sigismund de Burcht Greifenstein met de tol te Lahnstein.[4][6]
Johan werd op 21 september 1424 door hertog van Adolf IV van Kleef benoemd tot overste en ambtman over al zijn landen, voor een periode van acht jaar.[4]
Rond 1429 betaalden de graven van Virneburg Johan en zijn broers 21.000 goudgulden om hun aanspraken op de heerlijkheid Ravenstein met Herpen en Uden af te kopen.[9]
Johan overleed ongehuwd op 18 april 1430 en werd opgevolgd door zijn broers Johan II en Engelbrecht I.[7]
-
Slot Siegen
-
Kasteel Vianden
-
De Burcht Diez
De scheldbrief van Johan
bewerkenJohan nam in 1418 aan de zijde van Jan van Beieren deel aan het Beleg van Dordrecht tegen Jan IV van Brabant en Jacoba van Beieren. Doordat Johan het krijgsgeluk aan zijn zijde had, boekte het leger van Jan van Beieren de overwinning. Voor deze krijgsdienst was Jan van Beieren Johan 5000 gulden schuldig, welk bedrag hij in een schuldbrief beloofde te betalen op 25 juli 1419 in Arnhem. Jan van Beieren betaalde zijn schuld echter niet. Nadat een aanklacht bij een veemgericht in Westfalen zonder succes was, nam Johan zijn toevlucht tot een scheldbrief die hij naar meerdere adelshoven zond. In deze scheldbrief werd Jan van Beieren als woordbreker en niet-betaler van zijn schulden te schande gemaakt. In de brief is een tekening opgenomen die veel lijkt op een huidige cartoon waarin Jan van Beieren is afgebeeld die een varken bij zijn krulstaart omhoog houdt en met de andere hand zijn zegelstempel op het achterwerk van het varken drukt. De begeleidende tekst luidt:
“Ich, der Graf von Hennegau und Holland,
stehe hier vor dem Hintern dieser Sau
und drücke hier mein Siegel an,
weil ich es verpfändet und nicht eingelöst habe
von dem Junggrafen Johann von Nassau.
In Briefen ist es doch nicht mehr zu Danke,
so wenig wie mein Eidschwur und meine Ehre.
Ein Thor, der mir noch ferner dient.”
Als bewijs voor de schuld bevatte de brief ook een afschrift van de oorspronkelijke schuldbrief van Jan van Beieren aan Johan. De scheldbrief is 80 cm lang en 42 cm breed en wordt bewaard in het Hessische Hauptstaatsarchiv te Wiesbaden.[10]
Buitenechtelijk kind
bewerkenJohan had een buitenechtelijk kind bij een onbekend gebleven vrouw:[2][4]
Voorouders
bewerkenExterne links
bewerken- (de) Afbeelding en beschrijving van de scheldbrief van Johan III.
- (en) Nassau op: An Online Gotha, by Paul Theroff.
- (en) Nassau op: Medieval Lands. A prosopography of medieval European noble and royal families, compiled by Charles Cawley.
- (de) Becker, E. (1983). Schloss und Stadt Dillenburg. Ein Gang durch ihre Geschichte in Mittelalter und Neuzeit. Zur Gedenkfeier aus Anlaß der Verleihung der Stadtrechte am 20. September 1344 herausgegeben, Neuauflage. Der Magistrat der Stadt Dillenburg, Dillenburg [1950].
- Dek, A.W.E. (1970). Genealogie van het Vorstenhuis Nassau. Europese Bibliotheek, Zaltbommel. Gearchiveerd op 26 oktober 2009. Geraadpleegd op 25 december 2021.
- (fr) Huberty, Michel, Giraud, Alain; Magdelaine, F. & B. (1981). l’Allemagne Dynastique. Tome III: Brunswick-Nassau-Schwarzbourg. Alain Giraud, Le Perreux.
- (de) Lück, Alfred (1981). Siegerland und Nederland, 2. Auflage. Siegerländer Heimatverein e.V., Siegen [1967].
- (de) Pletz-Krehahn, Hans-Jürgen, ʻDer Herzog und die Sau! Dillenburger Graf wußte sich zu helfenʼ in: Pletz-Krehahn, Hans-Jürgen (Hg.), 650 Jahre Stadt Dillenburg. Ein Text- und Bildband zum Stadtrechtsjubiläum der Oranienstadt, Verlag E. Weidenbach, Dillenburg (1994), p. 31–32.
- (de) Schwennicke, Detlev (1978). Europäische Stammtafeln. Stammtafeln zur Geschichte europäischen Staaten. Neue Folge. Band I. J.A. Stargardt, Marburg.
- (de) Stramberg, Chr. von (1865). Denkwürdiger und nützlicher Rheinischer Antiquarius, welcher die wichtigsten und angenehmsten geographischen historischen und politischen Merkwürdigkeiten des ganzen Rheinstroms, von seinem Ausflusse in das Meer bis zu seinem Ursprunge darstellt. Von einem Nachforscher in historischen Dingen. Mittelrhein. Der II. Abtheilung 13. Band. Der Rheingau. Historisch und topografisch. Vierter Band. Rud. Friedr. Hergt, Coblenz.
- Venne, J.M. van de, Stols, Alexander A.M. (1937). Geslachts-Register van het Vorstenhuis Nassau. A.A.M. Stols’ Uitgevers-Maatschappij, Maastricht.
- Vorsterman van Oyen, A.A. (1882). Het Vorstenhuis Oranje-Nassau. Van de vroegste tijden tot heden. A.W. Sijthoff en J.L. Beijers, Leiden en Utrecht.
Voetnoten
- ↑ Het graafschap Nassau-Siegen wordt in veel Nederlandstalige bronnen ten onrechte Nassau-Dillenburg genoemd. Het graafschap was niet genoemd naar het kleine, onbelangrijke, stadje Dillenburg, waar toentertijd zelfs nog geen kerk stond, maar naar de, voor die tijd, grote stad Siegen, het economische zwaartepunt van het graafschap, en de belangrijkste residentie van de graven. Zie o.a. Lück (1981). Het blijkt ook uit de nummering van de regerende graven met de naam Johan. Eén Johan zonder nummering die heerste over Nassau-Dillenburg in de periode 1303–1328, en acht graven met de naam Johan die in de periode 1362–1638 regeerden over Nassau-Siegen.
- ↑ Volgens Lück (1981), p. 23 kocht hun vader dat reeds in 1381.
- ↑ “De andere helft kwam aan de graaf van Eppstein die de enige dochter van Adolf had gehuwd. De helft van deze helft (dus ¼) ging over naar de graven van Katzenelnbogen (1479). Hessen erfde dat in 1500.”[7]
- ↑ “De heren von Eppstein, reeds bezitters van een helft, hadden toen ¾ van het ambt Camberg. Een van deze kwarten ging over naar Katzenelnbogen, vervolgens, in 1479, aan Hessen en kwam in 1557 aan Nassau terug. De andere twee kwarten kwamen aan de heren van Königstein, vervolgens aan de keurvorst van Trier in 1564, en ten slotte in 1803 aan Nassau die zich dus weer als enige in het bezit van het ambt bevond.”[7]
Referenties
- ↑ Dek (1970) aanvullingen.
- ↑ a b c Cawley.
- ↑ Schwennicke (1978).
- ↑ a b c d e f Dek (1970).
- ↑ Van de Venne & Stols (1937).
- ↑ a b c Vorsterman van Oyen (1882).
- ↑ a b c d e f g Huberty, et al. (1981).
- ↑ (de) Joachim, Ernst (1881). Allgemeine Deutsche Biographie. Band 14. Duncker & Humblot, Leipzig, "Johann I. von Nassau-Dillenburg", pp. 250-251.
- ↑ von Stramberg (1865), p. 728.
- ↑ Pletz-Krehahn (1994).
Voorganger: Johan I |
Graaf van Nassau-Siegen 1416–1430 |
Opvolger: Johan II ‘met de Helm’ Engelbrecht I |
| ||
Voorganger: Elisabeth van Sponheim-Kreuznach |
Graaf van Vianden 1417–1430 |
Opvolger: Johan II ‘met de Helm’ Engelbrecht I |
| ||
Voorganger: Adolf I |
Graaf van half Diez 1420–1430 |
Opvolger: Johan II ‘met de Helm’ Engelbrecht I |