Antoine Perrenot de Granvelle
Antoine Perrenot de Granvelle (Besançon[1], 20 augustus 1517 – Madrid, 21 september 1586) was een staatsman in dienst van de Habsburgers. Granvelle was afkomstig uit de Franche-Comté, een deel van de Bourgondische erflanden, dat in zijn tijd in handen was van Karel V en later van diens zoon Filips II. Hij was een man van de harde lijn, die vond dat de roerige provincies een lesje geleerd moest worden.
Antoine kardinaal Perrenot de Granvelle | ||||
---|---|---|---|---|
Kardinaal van de Rooms-Katholieke Kerk | ||||
Rang | kardinaal-bisschop | |||
Titelkerk | 1562-1568: San Bartolomeo all'Isola 1568-1570: Santa Prisca 1570: Sant'Anastasia 1570-1578: San Pietro in Vincoli 1578: Santa Cecilia in Trastevere | |||
Suburbicair bisdom | 1578-1586: Sabina | |||
Creatie | ||||
Gecreëerd door | paus Pius IV | |||
Consistorie | 26 februari 1561 | |||
Kerkelijke carrière | ||||
1538-1561 | Bisschop van Atrecht | |||
1561-1583 | Aartsbisschop van Mechelen | |||
1584-1586 | Aartsbisschop van Besançon | |||
|
Biografie
bewerkenAls zoon van de invloedrijke Nicolas Perrenot de Granvelle maakte hij snel carrière. Hij studeerde recht aan de Universiteit van Padua en nadien godgeleerdheid in Leuven.[2] Hij promoveerde net als zijn vader tot doctor in de rechten te Dole en werd raadsheer bij het parlement (provinciehuis en gerechtshof) in die stad. Hij werkte als bureaucraat voor de Habsburgse monarchie en werd reeds op 21-jarige leeftijd bisschop van Atrecht. Na de dood van zijn vader in 1550 volgde hij deze op als staatssecretaris en grootzegelbewaarder van Karel V. In Brussel liet hij een magnifiek renaissancepaleis bouwen. Hij werkte aan de totstandkoming van het huwelijk van Karels zoon Filips II met Maria Tudor en had een groot aandeel in de realisatie van de verdragen van Vaucelles (1556) en Cateau-Cambrésis (1559).
Granvelle was de belangrijkste adviseur van Filips II in de jaren die aan de Tachtigjarige Oorlog voorafgingen en droeg bij aan het verscherpen van de conflicten in de Nederlanden. Hoewel zelf geneigd tot terughoudendheid, voerde hij loyaal ook de meest extreme maatregelen van Filips II uit. Nadat deze de Nederlanden had verlaten, werd Granvelle een van de meest invloedrijke raadgevers van landvoogdes Margaretha van Parma aan het Brusselse hof. Het leverde hem een benoeming op tot de kardinaal-aartsbisschop van het nieuwe aartsbisdom Mechelen (1561). Hij betrok er het Hof van Savoye. Vanaf dit moment werd hij door de Nederlandse adel steeds meer beschouwd als een exponent van de gehate regering. De hoogste adel richtte zelfs een Liga tegen Granvelle op. Dit bracht hem ertoe om in maart 1564 zijn bisdom te verlaten en op advies van de koning naar de Franche-Comté terug te keren.
Daarna werd hij tot gezant te Rome benoemd, waar hij een groot aandeel had in de vorming van een anti-Turkse liga. Als onderkoning van Napels werkte hij in 1571 aan de voorbereiding van de Slag bij Lepanto. In 1575 keerde hij naar Rome terug en uit zijn correspondentie met koning Filips blijkt dat hij zich opnieuw ging bemoeien met de Nederlanden. Zo stemde hij in met het sturen van de hertog van Alva en met de instelling van diens Raad van Beroerten, maar uiteindelijk keurde hij het bloedige optreden van Alva af. Ook bewoog hij de koning ertoe Willem van Oranje vogelvrij te verklaren (1580) en diens zoon te ontvoeren (1568) en (in 1578) de militaire en burgerlijke macht op te splitsen, in handen van Alexander Farnese respectievelijk Margaretha van Parma.
In 1579 ontbood de koning hem ten slotte naar Madrid en belastte hem daar met de Nederlandse zaken en met de diplomatieke betrekkingen met Engeland en Frankrijk. In deze hoedanigheid was hij zijn koning nog zes jaar nauwgezet van dienst, zij het met afnemende invloed. Als dank voor zijn diensten werd Granvelle nog in 1584 tot aartsbisschop van Besançon benoemd. Hij overleed te Madrid in 1586. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in Besançon.
De reputatie van Granvelle
bewerkenNederlandse geschiedschrijvers stelden Granvelle tegenover hun held Willem van Oranje. Guillaume Groen van Prinsterer noemde zijn reputatie als "listigen, wreeden, laaghartichen aanhanger der Spaanse tiranij" - na een onderzoek[3] in de archieven van Besançon[4] - onterecht, Granvelle was naar Groen van Prinsterers overtuiging "niet Spaansgezind maar voor het behoud van de voorregten des lands" en "onbewimpeld verklaard tegen de wreedheden van in het bijzonder des hertogen van Alva". Granvelle had "verre van zich door vleierij staande te houden den Koning raad gegeven met eene vrijmoedigheid die thans, nu men zoveel over onafhankelijkheid van karakter spreekt onder de zeldzaamheden behoort".[5]
-
Granvelles paleis te Brussel
-
Granvelles paleis te Mechelen
-
Granvelles paleis te Besançon
Zie ook
bewerkenLiteratuur
bewerken- Maurice Van Durme, Antoon Perrenot, bisschop van Atrecht, kardinaal van Granvelle, minister van Karel V en van Filips II (1517-1586), (= Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, nr. 18), 1953
- Krista De Jonge en Gustaaf Janssens (eds.), Les Granvelle et les anciens Pays-Bas. Liber doctori Mauricio van Durme dedictatus, 2000, ISBN 9789058670496
- ↑ Nationaal Biografisch Woordenboek - Granvelle, Antoine Perrenot de. Nationaal Biografisch Woordenboek. Geraadpleegd op 3 augustus 2024.
- ↑ (en) Encyclopædia Britannica:Granvella, Antoine Perrenot, Cardinal de 361–362 (1911). Gearchiveerd op 18 september 2019. Geraadpleegd op 18 januari 2019.
- ↑ Een door Koning Willem I betaalde inspectiereis naar archieven in Duitsland en Frankrijk
- ↑ Het archief in Besançon bezit een groot deel van de nalatenschap van Granvelle.
- ↑ Citaten van Guillaume Groen van Prinsterer in een lezing voor de IIe Afdeling van het Koninklijke Nederlandsche Instituut in december 1837. Gepubliceerd in "Meededelingen aangaande eene reis in Frankrijk en Duitsland in het belang van het Huisarchief des Konings (Eene voorlezing) in Bijdragen tot de geschied- en oudheidkunde des vaderlands. Arnhem 1837. Herdrukt in Groens "Verspreide Geschriften" Deel II, Amsterdam 1860.
Voorganger: n.v.t. |
Aartsbisschop van Mechelen 1561-1583 |
Opvolger: Joannes Hauchin |