Aleksandr Friedmann
Aleksandr Aleksandrovitsj Friedmann (Russisch: Александр Александрович Фридман) (Sint-Petersburg, 16 juni [O.S. 4 juni] 1888 – Petrograd, 16 september 1925) was een Russische wiskundige en astronoom. De friedmannvergelijking is van zijn hand. Deze vergelijking is het startpunt voor de theorie van het uitdijend heelal in de kosmologie.
Levensloop
bewerkenFriedmann was de zoon van Aleksandr Friedmann, componist en balletdanser, en de pianiste Ludmila Ignatievna Voyachek. Hij woonde het grootste deel van zijn leven in Sint-Petersburg. Hij behaalde in 1910 zijn graad aan de Staatsuniversiteit van Sint-Petersburg en was vervolgens docent aan het Mijnbouwinstituut van Sint Petersburg. In de Eerste Wereldoorlog streed hij voor het Russische Keizerrijk, later maakte hij de Russische Revolutie mee. In 1918 werd hij hoogleraar aan de Staatsuniversiteit van Perm. Hij gaf les aan de natuurkundige George Gamow.
In juni 1915 verkreeg hij de baan van directeur van het Geofysisch Observatorium in Leningrad. Hij was werkzaam als meteoroloog en verrichtte metingen met een luchtballon. In juli 1915 nam hij deel aan een ballonvlucht en bereikte daarmee een recordhoogte van 7400 meter. Friedmann stierf op de leeftijd van 37 jaar aan tyfus.
Theorie uitdijend heelal
bewerkenFriedmann ontdekte in 1922 een oplossing van de vergelijkingen van de algemene relativiteitstheorie van Albert Einstein, die een uitdijend heelal beschrijft. In zijn artikel[1] beschouwde hij de veldvergelijkingen van Einstein in hun meest eenvoudige vorm, toegepast op een heelal met een positieve kromming (hyposfeer), zonder kosmologische constante Λ – een door Einstein geïntroduceerde correctiefactor die het krimpen van het heelal moest compenseren – maar met een variable massadichtheid. Aanvankelijk gaf Einstein een bondig en kritisch antwoord op het artikel, maar na een uitleg per brief van Friedmann nam Einstein zijn kritiek weer terug.[2]
Dit theoretische model werd ondersteund door de waarnemingen van Edwin Hubble. Friedmanns artikel uit 1924 Über die Möglichkeit einer Welt mit konstanter negativer Krümmung des Raumes (De mogelijkheid van een heelal met een constante negatieve kromming van de ruimte) werd gepubliceerd in het Zeitschrift für Physik.[3] Hierin kwam Friedmann met drie modellen: met positieve, negatieve en zonder Gaussiaanse kromming (vlakke ruimte). Zijn artikel trok nauwelijks aandacht totdat Georges Lemaître in 1927 onafhankelijk van Friedmann tot dezelfde conclusie kwam.
Zijn kosmologisch model van algemene relativiteit werd de basis voor zowel het Big Bangmodel als het steady statemodel. Pas toen in 1963 het bestaan van de kosmische achtergrondstraling werd ontdekt, werd het steady-statemodel verlaten ten gunste van het oerknalmodel.
Literatuur
bewerken- Frenkel’ V. Ya. "Aleksandr Aleksandrovich Fridman (Friedmann): a biographical essay". Sov. Phys. Usp. 31 (7): 645–665 (1988)
- Ferguson, Kitty (1991). Stephen Hawking: Quest For A Theory of Everything. Franklin Watts. ISBN 0-553-29895-X.
- A. Friedmann (1922). Über die Krümmung des Raumes. Zeitschrift für Physik 10 (1): 377-386. DOI: 10.1007/BF01332580. (Engelse vertaling in: A. Friedmann (1999). On the curvature of space. General Relativity and Gravitation 31 (12): 1991-2000. DOI: 10.1023/A:1026751225741. )
- A. Friedmann (1924). Über die Möglichkeit einer Welt mit konstanter negativer Krümmung des Raumes. Zeitschrift für Physik 21 (1): 326-332. DOI: 10.1007/BF01328280. (English vertaling in: A. Friedmann (1999). On the Possibility of a World with Constant Negative Curvature of Space. General Relativity and Gravitation 31 (12): 2001-2008. DOI: 10.1023/A:1026755309811. )
Externe link
bewerken- Herman de Lang (2013). Wie is er bang voor de Big Bang? I. De evolutie van het heelal. NTvN 79 (9): 352-355.
- ↑ A. Friedmann (1922). Über die Krümmung des Raumes. Zeitschrift für Physik 10 (1): 377-386.
- ↑ Bergia, Silvio (2002). Einstein - Kwanta en relaviteit: revolutie in de natuurkunde. Veen Magazines, Amsterdam, pp. 82. ISBN 978-9076988030.
- ↑ A. Friedmann (1924). Über die Möglichkeit einer Welt mit konstanter negativer Krümmung des Raumes. Zeitschrift für Physik 21 (1): 326-332.